Artikelen
© Lietje Perizoniusbut thinking makes it so
Klik de link aan van het artikel dat je wilt lezen
Het kind en de moeder, 2006
Menig mensenkind - van alle leeftijden - legt de verantwoordelijkheid voor wat het zelf als kind, als puber en als volwassene besloot wel en niet doen, wel of niet geheim te houden en waarover wel of niet te jokken bij de moeder. 'Moeder' hier steeds in de betekenis van Lees verder
De dualiteit nodig hebben om hem te kunnen overstijgen, 2005
Om iets te overstijgen, moet je het eerst aangaan. Om te ervaren dat je één bent met alles, moet er eerst twee zijn, het een en het ander. Om het een-zijn gevoel van liefde te kunnen ervaren moet je eerst onderscheid maken tussen degene die liefheeft en degene die liefgehad wordt. Lees verder
Aandacht voor wat is , 2005
Ik had lang geleden een mooie ervaring: ik was iets heel dierbaars kwijt, baalde daarvan en liep al uren overal te zoeken. Ik vond het niet en huilde de pijn van het kwijt zijn. Toen stond ik op, ging iets anders doen en liep regelrecht tegen het zoekgeraakte aan. Lees verder
Wat kenmerkt een goede facilitator? 2003
Toen mij de vraag gesteld werd 'Wat kenmerkt volgens jou nou een goede facilitator?' kwam ik met het volgende antwoord. Een goede facilitator is uitnodigend, hij benadert zichzelf, de ander...
Lees verder
Wat je zoekt, ben je zelf, Klikgids 2000
Met behulp van de Voice Dialogue-techniek van "Nee, het is niet goed zoals het is" naar "Ja, het is goed zoals het is" naar "Oh, het is zoals het is". Lees verder
Jan van den Ark interviewt Lietje, hij ziet in het werk van Lietje geïllustreerd wat Rüdiger Dahlke schrijft in Ziek-zijn, signalen van de ziel, De Facilitator, 2000
Lietje Perizonius is één van de leraren / trainers / therapeuten die naast Voice Dialogue ook andere technieken gebruikt. Een paar daarvan zal ik (Jan van den Ark) hier beschrijven. Dit artikel heb ik eerst zelf geschreven en daarna heeft Lietje het geredigeerd.
Lees verder
Ziek zijn, beter zijn, vervolg op het eerdere interview van Jan van den Ark, over de overeenstemmiing van Lietje's werkwijze en de opvattingen van Rüdiger Dahlke, De Facilitator, 2000
Lietje was aanvankelijk werkzaam als docent Frans, vertaler van boeken en trainer in het hanteren van softwarepakketten. Daarnaast was zij vanaf haar jeugd gericht geweest op zelfonderzoek en had zij daartoe van alles ondernomen.
Lees verder
Interview met Lietje Perizonius, afstudeer-scriptie Irene Huisman, 2004 zoals dat opgenomen is in de afstudeer-scriptie van Irene Huisman. De tekst is ontstaan in samenwerking met Lietje Perizonius zelf.
In 1992 ben ik begonnen met het geven van een Voice Dialogue Facilitator Opleiding. Vanaf de allereerste dag beginnen de deelnemers op elkaar te oefenen met faciliteren, onder supervisie. Lees verder
Het kind en de moeder,
over het ontmantelen van (overlevings)strategieënDe uitgangssituatie
Menig mensenkind - van alle leeftijden - legt de verantwoordelijkheid voor wat het zelf als kind, als puber en als volwassene besloot wel en niet doen, wel of niet geheim te houden en waarover wel of niet te jokken bij de moeder. 'Moeder' hier steeds in de betekenis van degene die de zorg voor het kind heeft. Het kind moest dit wel doen, 'want de moeder was zus-en-zo en anders was er dit of dat gebeurd'. Zo ontwikkelt het kind op heel jonge leeftijd verschillende strategieën om te proberen te krijgen wat het hebben wil, waar het behoefte aan heeft en wat het nodig heeft. Het probeert zich te beschermen tegen wat samengevat 'pijn' genoemd kan worden. De strategie zegt, 'als dit, dan dat'. Het jonge kind kopieert als vanzelf de strategieën die het de moeder en de omgeving ziet hanteren. Een paar veelvoorkomende daarvan zijn, 'aardig doen, dan doen ze aardig terug', 'wie goed doet, goed ontmoet', 'doen wat ze van me verwachten, dan houden ze van me'.
Omdat het jonge kind voor zijn overleven afhankelijk is van de zorg van de moeder, moet het zich zo gedragen dat de moeder dat blijft doen. Er ontwikkelt zich daartoe een klein strateegje in het kind. Deze strateeg kijkt naar wat hij ziet (lees: interpreteert) dat de moeder nodig heeft en vertelt het kind hoe het zich wel en niet moet gedragen. Zo kan het kind bijvoorbeeld, als het ziet dat de moeder het rot vindt als het een wondje heeft, de strategie ontwikkelen niet aan de moeder te laten merken als het zoiets heeft. Het kind heeft dan het 'rot vinden' van de moeder als afkeuring geïnterpreteerd. Misschien was het wel iets heel anders...
Elk kind ontwikkelt zodoende strategieën om (meer) te krijgen van wat het wil en minder van wat het niet wil. De strategie kan bedoeld zijn om zich veiliger te voelen, meer aandacht te krijgen, zich belangrijker te voelen, meer macht te krijgen; zo laat de strategie het kind bijvoorbeeld concurreren met de moeder om zich welkom te weten, het gevoel te krijgen goed genoeg te zijn, het waard te zijn, etc. Om een goede uitvoerder van deze strategie te worden, moet het kind rotsvast in de interpretatie van de strateeg geloven. Net als een 'goede' soldaat onomstotelijk moet geloven in de juistheid van de strategie van zijn commandant en in de noodzaak van de oorlog. De premisse, de invulling, de inschatting die gemaakt werd en op grond waarvan de strategie is opgebouwd is het uitgangspunt. Aan dat uitgangspunt mag niet getwijfeld worden. Het is De Waarheid. De strategie was 'absoluut noodzakelijk', het kon niet anders, de omstandigheden dwongen daartoe. Het besef dat het uitgangspunt gebaseerd is op een aanname, op een interpretatie dient niet te gaan dagen. Het ter discussie stellen van het uitgangspunt dient vermeden te worden. Dat is levensgevaarlijk. Het hele bouwsel - het zelfbeeld van het kind en zijn beeld van de werkelijkheid - zou dan wellicht instorten.... 'Wie niet vóór mij is - lees voor míjn interpretatie van de werkelijkheid - is tegen mij.'
De meeste mensen houden hun interpretatie van hoe de moeder is dan ook levenslang in stand. Zij zetten de strategieën die zij in wisselwerking met hun moeder ontwikkeld hebben voort in hun latere relaties, in die met hun partners, met hun kinderen en met hun collega's. Zij gaan ervan uit dat ze, wat ze doen, doen omdat het niet anders kan. 'Het moet wel zo, die ander is nou eenmaal zoals hij is.' Ze zijn vergeten dat ze lang lang geleden een inschatting hebben gemaakt, dat ze bezig zijn een strategie te volgen gebaseerd op die inschatting. Ze beseffen amper of helemaal niet dat wat ze van de ander krijgen - of missen - het directe gevolg is van hun eigen strategische gedrag en dat het meeste wat ze ooit van die ander kunnen ontvangen iets is waarvan ze innerlijk weten dat ze het door middel van het inzetten van strategie verdiend hebben. Dat het nooit als een ware gift zal voelen, hoogstens als een mooi rendement. 'Verdien-liefde' is het maximale rendement van strategie.
Diep van binnen verlangen ze naar 'echte', naar onvoorwaardelijke liefde, naar gratis liefde, naar 'zichzelf' kunnen zijn, naar welkom zijn zoals ze zijn, naar liefde waar ze niet strategisch hun best voor hoeven te doen. Maar ze kunnen niet geloven dat iemand 'zomaar' van ze kan houden. Ze moesten immers altijd al zus-en-zo zijn om te krijgen wat ze wilden?! Als iemand zegt, 'ik hou van je om wie je bent', gaan ze dat testen. Vaak gaan ze door met testen totdat ze bewezen hebben dat het niet waar is... totdat de ander afknapt. Dan volgt het, 'zie je wel, je hield niet echt van me. 'Het is een diep-tragische vicieuze cirkel. Hoe onveiliger het kind was of zich (op grond van zijn interpretatie) achtte, hoe onwrikbaarder (en onbewuster) is de strateeg. En hoe onwrikbaarder en slimmer de strateeg, hoe moeilijker hij te ontmaskeren is. De strateeg maakt dat het kind, dat nu een volwassene is - een volwassene die zich nog steeds zo voelt als toen hij kind was - zijn centrum in de ander plaatst. De strategie geeft de ander - die vaak zelf in eenzelfde schuitje zit - daarmee onbedoeld de macht over het wel en wee van het behoeftige innerlijke kind dat hij bedoelt te beschermen, terwijl die ander hoogstens af en toe aan die behoeften kan voldoen. Als die ander de moeder is, blijft het kind - de volwassene - zich emotioneel afhankelijk voelen van de moeder. Als dit iemand is die in aanmerking zou kunnen komen de rol van lichtend voorbeeld, partner, leraar, therapeut, goeroe te vervullen, worden veel mensen daar 'verliefd op'. Zij kunnen dan niet zonder die ander, bewonderen hem, stellen hem op een voetstuk en richten zich zodanig op hun relatie met die ander, dat zij hem verantwoordelijk maken voor het wel en wee van hun innerlijke behoeftige kind. Het 'kind' is pas waarlijk volwassen als het zijn strategieën doorzien, ontmanteld en getransformeerd heeft. Dit gebeurt pas als het 'kind' zijn onzeker-zijn, zijn hulpeloos-zijn en zijn kwetsbaar-zijn aanvaardt en onvoorwaardelijk liefheeft, als het zichzelf niet meer veroordeelt, als het zijn eigen capaciteit tot onvoorwaardelijk liefhebben terugvindt. Veel mensen bereiken deze 'volwassenheid' hun hele leven niet en nemen het gevoel tekort te schieten en/of tekort te komen mee in hun graf. Wie weet om het 'ooit in een ander leven' anders te proberen.
Het proces van het ontmantelen van de strategieën, van volwassen worden
Het proces van het doorzien, ontmaskeren en transformeren van alle strategieën maakt de weg vrij naar het 'innerlijke behoeftige kind' dat door de strateeg beschermd werd tegen de pijn van het zich 'afgescheiden' voelen. Afgescheiden, omdat het vanaf de geboorte 'in een eigen, afgescheiden lichaam zit', omdat de moeder niet continu aanwezig is, omdat het dit gevoel onbewust overgenomen heeft van de moeder, 'geïnternaliseerd' heeft (vergelijk Het drama van het begaafde kind van Alice Miller), etc. Samengevat, omdat het zich niet bij voortduring veilig opgenomen voelt in iets dat het volledig vertrouwt, in iets dat je kunt noemen 'Onvoorwaardelijke Liefde'.
Als de persoon dit behoeftige kind in zichzelf onder de stoel van de strateeg terugvindt, kan hij toestaan dat het welkom geheten wordt en dat het zijn ontreddering voelt en uit. De persoon bereikt dit doordat hij nu zelf in de noodzakelijke veiligheid, liefde en de juiste omstandigheden voorziet.
De ervaring leert dat het behoeftige kind, als het zo toegelaten wordt, na een tijdje tot rust komt. Deze 'rust' wordt ervaren als een bijzonder soort rust, als een totaal geaccepteerd zijn; het is een gevoel dat nog niet vaak ervaren werd en dat desondanks op een diep niveau bekend voelt. Misschien is het verloren geraakt bij het 'incarneren'? Hoe dan ook, het gevoel, de gewaarwording, wordt wel verwoord als het terugkeren in de schoot van een Onvoorwaardelijk Liefhebbende Oermoeder, opgenomen zijn in de Oceaan, welkom zijn bij God, thuiskomen in het Grote Zelf, etc.
Terugkijkend op wat er plaatsvond in dit proces, wordt dan herkend dat deze gewaarwording van Totale Acceptatie, van Onvoorwaardelijke Liefde, van Een-Zijn steeds in de weg gezeten werd door de strateeg die probeerde te beschermen tegen pijn, die probeerde liefde en harmonie voor elkaar te boksen. En dat is net zo ondoenlijk als proberen spontaneïteit te forceren.
Het proces aangepakt met de Voice Dialogue techniek
De strateeg ontwikkelt zich omdat het kind zich zonder de continue aanwezigheid van de 'moeder' - in de betekenis van degene die de zorg voor het kind heeft - noodzakelijkerwijs op een dag onbeschermd en onveilig gaat voelen. Hij is nodig om zoveel mogelijk bescherming en liefde te verwerven. Een van zijn methoden is de moeder te gaan 'helpen en beschermen'. Hij beschermt en helpt de moeder om het kind te helpen en te beschermen. Hij schetst het beeld dat hij dit uit altruïsme doet, voor de moeder, voor de ander. Hij 'vergeet' dat hij dit doet voor de persoon waar hij deel van uitmaakt, namelijk om hem te helpen krijgen waar hij behoefte aan heeft.
Als de persoon zich hiervan niet bewust wordt, blijft hij in de overtuiging hangen dat hij het allemaal voor de ander doet. Hij blijft zich dan ook het slachtoffer voelen van zijn moeder, van de ander. Hij blijft de moeder, de ander, de macht (schuld, verantwoordelijkheid) geven over zijn eigen leven.
Doorziet hij de strategie wel en is hij bereid de pijn van het zich afgescheiden voelen te doorvoelen, dan komt hij in de rust terecht waarin hij zich gewaar wordt dat hij nooit afgescheiden was.
Met de Voice Dialogue-methode kan dit alles aan het licht gebracht worden en kan het proces zich als volgt ontwikkelen:
De persoon zegt dat hij de ouder moet beschermen omdat de ouder zus-en-zo is. Het deel van de persoon dat dit zegt wordt door de facilitator 'apart genomen'. Tijdens deze ontmoeting wordt de strateeg zich ervan bewust dat hij dit eigenlijk doet om het behoeftige innerlijke kind van de persoon van wie hij deel uitmaakt te beschermen tegen pijn. De strateeg geeft toe dat hij niet weet hoe zijn strategie voor dit behoeftige kind uitpakt. Hij staat toe dat het behoeftige kind te voorschijn komt. De facilitator neemt nu het behoeftige kind apart. Het behoeftige kind vertelt en uit wat het al die tijd gevoeld heeft. Het behoeftige kind vraagt om waar het behoefte aan heeft, namelijk aan Onvoorwaardelijke Liefde, aan Totale Acceptatie. Door daar vanuit een staat van ontvankelijkheid om te vragen - in plaats van te proberen het door middel van een strategie af te dwingen zoals de strateeg steeds deed - is er nu de mogelijkheid van de gewaarwording van het samensmelten met Onvoorwaardelijke Liefde. De gewaarwording van het Onafgescheiden Zijn. Terug in de 'middenpositie', als de eenheid waarbinnen de verschillende delen te onderscheiden waren, weet de persoon zich Een.
[ Terug naar boven ]
Aandacht voor wat is
Het gevecht tussen Puntjepuntje-mag-er-niet-zijn en Puntjepuntje-is
Ik had lang geleden een mooie ervaring: ik was iets heel dierbaars kwijt, baalde daarvan en liep al uren overal te zoeken. Ik vond het niet en huilde de pijn van het kwijt zijn. Toen stond ik op, ging iets anders doen en liep regelrecht tegen het zoekgeraakte aan.
Ikke hartstikke blij!! Jippie!! Ik had de oplossing gevonden: "als ik echt aanvaard dat ik iets kwijt ben, is dat de beste manier om het snel terug te vinden!!"
Ik nam mij voor dat de volgende keer te doen als ik iets kwijt was.
Toen ik een tijd later weer iets kwijt was, deed ik dat - als ‘methode’ - om het terug te vinden.
Boehoe....snik.... het werkte niet... nog een keer proberen. Nee...., shit!!
Toen baalde ik écht, besefte dat ik het écht kwijt was. En ik baalde ervan dat ik ervan baalde. Toen het balen en het balen van het balen er even niet was, huilde ik mijn pijn..... waarna ik er mee klaar was. De weg was toen weer open om het óf wel óf niet te vinden, de kramp van het moeten terugvinden was weg. En ik besefte: wijsheid als strategie om een bepaald doel te bereiken is geen wijsheid, liefde als strategie om een bepaald doel te bereiken is geen liefde, een methode als strategie om iets te transformeren is geen transformatie...
Transformatie is gratis, het komt vanzelf, het is wat er gebeurt als er waarlijk acceptatie, aanvaarding, is van wat is. Daarom wil ik niet de Baler-dat-iets-zoek-is transformeren maar de Baler-van-die-baler te voorschijn halen en liefdevol benaderen, hem laten zien dat wat hij doet niet écht helpt, dat hij, zelfs in tegendeel, maakt dat de Baler-dat-iets-zoek-is zich verstopt, ondergronds gaat en van daaruit blijft doorwerken, nu deels of zelfs uiteindelijk geheel onbewust.
(Neale Walsh heeft dat mooi geformuleerd: what you ignore persists, what you look at disappears, ik vond deze quote op p.100 van Conversations with God). Mijn benadering is waarlijk toe te staan wat is, dus: Twijfelaar mag, Pijn-voeler mag, Niet-weter mag, Onzeker-voeler mag, Me-hulpeloos-voeler mag, zelfs Afkeurder-van-wat-is mag, dus zelfs de Innerlijke of Uiterlijke Criticus mag.
Maar ergens in blijven hangen is niet lekker, dus wat doe ik als ik mezelf daarop betrap en er genoeg van heb: tot op de bodem met ware liefdevolle belangstelling, zonder veroordelende energie, zijn met wat is en dat uitnodigen zijn ‘hele verhaal’ (term van Alexander Smit) te vertellen.
Wat zich dan laat zien is een soort innerlijk gevecht. Balen bestaat vaak uit twee delen die een gevecht leveren: Puntjepuntje-mag-er-niet-zijn en Puntjepuntje-is.
En als Puntjepuntje-mag-er-niet-zijn (de Criticus) met echte ware liefdevolle belangstelling benaderd en uitgenodigd wordt, transformeert hij vanzelf
in een bang kind dat geprobeerd heeft Puntjepuntje-is te helpen, om pijn te vermijden.
Als het bange-‘helpertje’ dan goed vindt dat nu Puntjepuntje-is te voorschijn komt en met ware liefdevolle belangstelling benaderd wordt en hem de gelegenheid geboden wordt te vragen aan Onvoorwaardelijke-goddelijke-Liefde-als-die-bestaat om te komen, komt die meteen te voorschijn, niet van buiten, maar vanuit de werelden achter de gesloten ogen van de persoon waarbinnen dit gevecht plaatsvond.
Als bonus vraagt dan vaak het getransformeerde Puntjepuntje-mag-er-niet-zijn-is-Criticus-is-bange-kind of hij ook bij Onvoorwaardelijke Liefde op schoot mag komen zitten!! Dat mag, het 'kind' wordt op schoot genomen en even later heeft Liefde Liefde op schoot.
Jippie!!
[ Terug naar boven ]
Wat kenmerkt een goede facilitator?
Toen mij de vraag gesteld werd 'Wat kenmerkt volgens jou nou een goede facilitator?' kwam ik met het volgende antwoord. Een goede facilitator is uitnodigend, hij benadert zichzelf, de ander, de wereld, het leven en het bestaan met ware belangstelling, met respect, met volle alertheid, met volle aandacht, kortom met liefde en met onderscheidend vermogen.
Oordelen en veroordelen
Hij oordeelt wel, maar hij veroordeelt niet. Hij discrimineert (in de oorspronkelijke zuivere betekenis van het woord, zonder de veroordelende connotatie), hij onderscheidt. Er wordt dus niet van hem gevraagd zijn kop in het zand te steken. Hij wordt geacht onhelderheid, onzuiverheid, smoesjes - niet met de billen bloot willen - niet over het hoofd te zien. Van hem wordt gevraagd tijdens het faciliteren geen negatieve veroordelende houding te hebben op grond van zijn persoonlijke waardesysteem (‘goed of kwaad', ‘mooi of lelijk', ‘god of duivel', etc). Hij dient zelf - minstens tijdens het faciliteren - niet verstrikt te zijn in de dualiteit en niet heen en weer te rennen tussen de tegenpolen.
Het verschil tussen gedwongen en vrijwillige identificatie
Iemand zit in een ‘dwangmatige' identificatie als hij zich niet bewust is van het feit dat hij ‘ergens in vast zit'; als hij kwaad, verdrietig, energie slurpend, strategisch vriendelijk, slachtoffer-achtig, bang, haatdragend, geërgerd, overenthousiast, aandacht vragend, etc is en dat zelf niet door heeft. Iemand is ‘vrijwillig' geïdentificeerd als hij er bewust voor kiest het gevoel dat zich in hem voordoet toe te staan, zijn liefde, zijn kwaadheid, zijn verdriet, zijn angst, zijn haatdragendheid etc toe te staan.
Dit kan hij alleen als hij zichzelf niet veroordeelt voor het hebben van dat gevoel, van die gedachte. Daarvoor is zelfacceptatie nodig. En voor zelfacceptatie is het nodig niet meer onder de plak te zitten van de innerlijke criticus wiens mening gevormd is door en gebaseerd is op de meningen van anderen, van opvoeders, van de omringende cultuur en maatschappij.
Pas als iemand vanuit zijn zijns-waarheid, vanuit zijn Grote Zelf leeft, accepteert hij wat er is, ook wat er in hem is en wat zich aan hem voordoet. Hiervoor is onder andere nodig dat hij steeds onderscheid maakt tussen wat hij zelf weet en wat hij ‘weet' van ‘horen zeggen' of van ‘de vorige keer'; dat hij alles wat hij denkt en voelt (zelfs als hij het niet uit) steeds opnieuw onderzoekt. Pas als hij los is van alles wat ‘iedereen weet' en van wat hij zelf nog van de ‘vorige keer' weet, is hij los van gedwongen identificatie.
Serge King zegt het mooi (vrij vertaald uit Kahuna Healing):
Er zijn drie rampzalige aannames: 'ik ken je toch', 'je kent me toch' en 'dat weet toch iedereen'!
Een goede facilitator merkt op wat hij opmerkt en laat dat meespelen.
Hij ziet wat klopt en wat niet klopt en is in staat de ander daarmee fel en zachtmoedig te confronteren. Meestal lukt dat zonder hem tegen zich in het harnas te jagen. Hij heeft zijn kritische vermogen totaal ‘aan' staan, kan uiten wat hij ziet, maar is niet dwangmatig geïdentificeerd. De reactie van de ander hangt af van de mate van zijn bereidheid en zin om te onderzoeken.
Hoe onderscheid je een waardeoordeel van een waardevrij oordeel?
Het onderscheid zit hem niet in de tekst, niet in de woorden. Iemand kan zeggen: ‘wat ben jij een lul!', of ‘wat is dat lelijk!' zonder dat het een waardeoordeel is.
Hoe leg ik dat uit op papier? Het zit hem in de ‘energie', in de ‘toon'.
Een voorbeeld uit mijn eigen leven: toen ik voor het eerst samen met een vriendin een workshop ging geven en haar ophaalde, zag ik hoe zij met haar vriendje omging. Ik vond dat maar niks. Ik stond op het punt om er iets over te zeggen, maar hield me op tijd in. Ik voelde aan mijn water dat de stemming dan mooi verpest zou zijn en dat konden we niet gebruiken die dag. Ik onderzocht wat het was in mij dat maakte dat ik mij aan haar gedrag ergerde. Ik zag dat het mijn sympathie voor de underdog was. Toen ik dit gezien had, kon ik even later in de auto - zonder waardeoordeel-toon, dus ‘niet geïdentificeerd' - tegen haar zeggen: ‘Doe jij altijd zo lullig tegen hem?' Zij zei toen, zonder zich aangevallen te voelen: ‘Ik geloof het wel, ja'. De stemming was niet verpest en we konden het er gewoon over
hebben.
Ik was ervan overtuigd dat het totaal anders gelopen zou zijn als ik exact dezelfde woorden uitgesproken had toen mijn ergernis er nog was.
Let wel.... iets ‘niet geïdentificeerd' zeggen is geen garantie dat de ander zich niet aangevallen zal voelen, jammer genoeg. Als de ander zelf zijn eigen gedrag afkeurt, voelt hij bij de kleinste hint van gebrek aan enthousiasme van de ander over iets dat hij zegt, dit al snel als kritiek. Zozeer zelfs dat iemand met een sterke innerlijke criticus die een ander toevallig zijn wenkbrauw ziet optrekken tot de conclusie kan komen dat dit een teken is dat de wenkbrauw-optrekker hem afkeurt.
Je kunt dus nooit zomaar op het oordeel van een ander afgaan, niet over wie een goede een arts is, niet over recht en onrecht, niet over wie of wat god is en ook niet over wie een goede facilitator is. Als een werker zich bekritiseerd heeft gevoeld, kán dat zijn doordat de facilitator - energetisch, dus voelbaar - veroordelend was, maar het kan ook zijn dat de werker lange tenen heeft omdat hij zichzelf bekritiseert en zich dat onvoldoende bewust is.
Oordeel en waarheid
Ik was zestien, mijn ouders gingen uit elkaar. Ik was voor mijn moeder, want mijn vader had een ander. Ik veroordeelde mijn vader, totdat hij mij zíjn verhaal vertelde. Toen wist ik het niet meer. Wie had er nou gelijk? Had er wel iemand gelijk? Ging het wel om gelijk hebben? Ze hadden allebei hun eigen verhaal, hun eigen waarheid. Wat is 'waarheid'? Bestaat 'waarheid' eigenlijk wel?
Ik las Sartre, Les mains sales, Met vuile handen. Hugo krijgt van de groep vrijheidsstrijders/terroristen waarvan hij graag deel wil uitmaken zijn eerste opdracht: Hoederer doodschieten. Hij schiet, Hoederer is dood. Om te weten of hij een goede strijder is, moeten zijn opdrachtgevers weten waarom hij schoot, was dat uit jalouzie of was het uit politieke motieven? Als het uit politieke motieven was, mag hij lid worden van de groep. Anders niet. Op het moment dat hij schoot, schoot hij. Wat moest hij daar achteraf over zeggen? Dat hij een reden had? Hij schoot... Elke reden die hij kan bedenken, zou achteraf bedacht zijn... Op het moment dat hij schoot, was hij niet aan het denken...
Toen ik achttien was ging ik op twee dagen achter elkaar naar twee Franse films. Ze gingen allebei over hetzelfde, over verliefd, verloofd, getrouwd, gescheiden.De ene was gefilmd vanuit haar perspectief, de andere vanuit het zijne. Françoise et la vie conjugale en Jean Marc et la vie conjugale
(Françoise en Jean Marc en het huwelijksleven), gemaakt door regisseur André Cayatte, in 1963. Françoise en Jean Marc gaan een relatie met elkaar aan, trouwen en scheiden. Net als mijn ouders. En net als mijn ouders hebben ze allebei hun eigen verhaal.
Ik ging eerst naar de film waarin vanuit het perspectief van de man gefilmd was. Toen ik er uit kwam was ik totaal op zíjn hand: zij was een rotwijf, hij had gelijk. Ik hoefde al niet eens meer naar de film vanuit haar perspectief! Toch ging ik de avond daarna ook daarheen. Tot mijn ontzetting kwam ik daar uit met het gevoel dat hij de rotzak was en dat zij gelijk had! Wat is waarheid?
Ik vond dat iedereen die twee films moest gaan zien en dat vind ik nog.
De ware facilitator is zelfrealiserend
Zelfrealisatie is een term die vaak gebruikt wordt als synoniem van ‘verlichting'. Ik houd niet van de term ‘verlicht', ook niet van de term ‘zelfgerealiseerd'. Dat is omdat beide termen de suggestie in zich hebben van een definitieve staat van zijn. Ik gebruik liever de term ‘zelfrealiserend' omdat dit het proces weergeeft waarin iemand zich bevindt die steeds opnieuw bereid is tot onderzoek, onderzoek van wat hij in zichzelf aantreft, van wat hij in de ander aantreft, van wat hij in het leven aantreft. Hij veroordeelt niet; en zelfs al treft hij veroordeling aan, dan gaat hij daarmee naar de bodem. Daar blijft hij tot hij er doorheen zakt en komt in het gebied waar zijn Hoogste Waarheid ligt. Wat is die Hoogste Waarheid? Niet 'het is niet goed zoals het is'. Niet 'het is goed zoals het is'. Wel 'het is zoals het is'. Hij gelooft in zijn hoogste waarheid en hij streeft ernaar van daaruit te leven.
Lietje Perizonius
Een treffend citaat nog uit Het evangelie van Maria Magdalena: "hij die niet oordeelt, kan onmogelijk tegengehouden worden door een oordelende macht"
NB als deze materie je interesseert, kijk dan ook onder de knop Opleiding voor informatie over de Voice Dialogue Facilitator Opleiding, onder de knop Leergangen voor de Leergang Zelfrealisatie en onder de knop Zelfkennis
[ Terug naar boven ]
Wat je zoekt, ben je zelf
verschenen in de Klikgids www.klik.nl, klik@klik.nl) uitgave 2000
Met behulp van de Voice Dialogue-techniek van "Nee, het is niet goed zoals het is" naar "Ja, het is goed zoals het is" naar "Oh, het is zoals het is"
Een gesprek tussen mij en een vriendin:
ik: Ik baal..., mijn oudere broer....
zij: Wind jij je daar nog steeds over op?
ik: Nou...., ik honoreer wat ik in mezelf aantref. Ook al weet ik dat de situatie daardoor waarschijnlijk niet verandert. Als ik dat niet honoreer, kan ik het ook niet echt loslaten. Dan blijft het op de bodem liggen. Wat jij zegt, klinkt alsof je vindt dat ik me er niet over zou moeten opwinden...
zij: Ja, ....het helpt toch niet. Mensen veranderen toch niet. Je maakt jezelf er ook niet echt populair mee, denk ik. Kan je het niet gewoon met rust laten?
ik: Nee. Als iets bij mij gedachten en gevoelens omhoog tovert, dan is er blijkbaar nog iets wat gezien wil worden. Ik honoreer dat. Ik probeer me te houden aan de regel dat - ook al is het eng of ongewoon - als iets drie keer in me opgekomen is, doe ik er iets mee. Het hoofdmotief is niet dat de situatie verandert; het is wel meegenomen natuurlijk, als dat wel zo is. Het gaat dus niet om het resultaat, maar in de eerste plaats om hoe ik mij binnenin mijzelf voel. Ik wil mijn stoep schoon hebben. Jij praat alsof bepaalde gedachten en gevoelens fout zijn. Alsof ik ze niet (meer) zou moeten hebben. Volgens mij zijn gedachten of gevoelens nooit fout - lichamelijke pijn trouwens ook niet. Ze zijn er gewoon. Als ze er zijn, geef ik ze aandacht, totdat ik kan loslaten. Jij zegt eigenlijk dat ik ze geen aandacht zou moeten geven. Klopt dat?
zij: Ja. Ze hebben toch geen zin?! Soms slaan gevoelens nergens op. Bijvoorbeeld bang zijn voor iets waar je helemaal niet bang voor hoeft te zijn. Daar zet ik me overheen. Soms erger ik mij ook wel, maar dat hou ik dan voor me, er is toch niets aan te doen. Ik reageer dan gewoon even af door in mijn auto te schreeuwen, of door te gaan sporten.
ik: Ja, zo deed ik het vroeger ook.
zij: En nu dan?
ik: Nou, eerst ben ik jarenlang steeds tegen blinde muren aangelopen. Ik wilde serieus genomen worden. Als kind al. Ik heb alles geprobeerd, eerst via voldoen aan de verwachtingen, daarna via juist niet voldoen aan de verwachtingen. En steeds als het toch niet lukte er doorheen te komen, zat ik in mijn eentje op mijn bed te huilen. Ik had gelijk, dat wist ik. Wat ik zei, klopte. Waarom wisten zíj dat niet. Ik dacht dat zolang zij (wie dat ook waren) dat niet wisten, ik niet gelukkig kon zijn. Toen werd het langzaam anders. Ik werd belangrijk voor mezelf. Ik werd belangrijker voor mezelf dan zij. Wat ik zelf vond, werd belangrijker dan wat zij vonden. Ik ontdekte dat ik kritiek had op mezelf. 'Goh, ben je daar nou nóg niet overheen?', hoorde ik binnenin mezelf. Ik merkte dat, als ik mezelf veroordeelde, de ander mij dan heel vanzelfsprekend ook veroordeelde. Op dezelfde punten zelfs. Dat hoefde ik ze niet eens vóór te zeggen. Dat voelden ze zomaar aan hun water. Ik ook van anderen. Als iemand zich onzeker voelde en deed alsof hij zich zeker voelde, was het eerste wat in mij opkwam dat hij kapsones had om zijn onzekerheid te verbergen.
Ik kreeg bewondering voor mensen die vrijwillig lieten zien dat ze zich onzeker voelden, dat ze fouten maakten. Mensen die zo 'zeker van zichzelf' waren dat ze konden laten zien als ze het niet waren. Mensen die zo goed in hun vel zaten dat ze fouten konden maken, toegeven en sorry konden zeggen en zelfs dat ze het stom vonden van zichzelf dat ze die fout gemaakt hadden. Maar ze veroordeelden zichzelf niet. Het ging dus niet om perfect en foutloos gedrag, maar om goed in je vel zitten. Okay, dus ik mag wel oordelen, wel mijn onderscheidend vermogen gebruiken, maar veroordelen hoeft niet. Vroeger in de kerk had ik horen zeggen dat Jezus aan het kruis eerst geroepen had: "Vader, waarom heb je me verlaten?" En even later: "Vader, vergeef het ze, ze weten niet wat ze doen." Ik had me altijd afgevraagd welke stap daartussen zat. Hoe kom je van het ene naar het andere? Dat was nogal een stap...
Ik probeerde het. Ik schreef iemand, die ik van alles te verwijten had gehad, een kaartje voor zijn verjaardag. "Ik wens je liefde, warmte en schoonheid aan te treffen op plekken waar je dat nooit vermoed had." Mooie tekst. Ik deed het op de post. Toen ik later thuis de tekst nog eens overlas, kreeg ik een vieze smaak ik mijn mond. Holier than thou. Eigenlijk stond er: 'Kijk eens hoe goed ik ben, dat ik jou iets moois kan wensen. Dat kan jij niet!! Nou bijt jij maar eens in het stof!' Het was helemaal geen lief kaartje. Het was neerbuigend. Het was 'ik ben beter dan jij'. Ik schrok.
Toen wilde ik het weten. De vraag kwam op: "Jezus, waarom klopt het wel als jij het zegt, en niet als ik het zeg? Waarom kan jij wel vergeven? En waarom is het zoals het is? Ja, ik weet het, er is ook schoonheid, er is ook liefde. Maar er is ook lijden in de wereld waar ik NEE tegen zeg. Zoals gekruisigd worden, terwijl je onschuldig bent. Waarom heb je dat laten gebeuren? En hoe kan je dat vergeven?"
Tot mijn verrassing kwam er een antwoord in mij op. Waar vandaan? Het kwam van "binnen" - net als de vraag. Het kwam van een deel in mij dat antwoord gaf, toen een ander deel in mij een vraag stelde. Het antwoordende deel zei: "Ontmoet wat er voor je ligt, proef het - voordat je het eventueel doorslikt, proef het. Smaakt het niet goed, neem het dan uit je mond en leg het opzij. Leg het opzij met compassie - zelfs al is het een veroordeling van jou - en vraag je af of een oordeel met compassie ooit een veroordeling kan zijn. Verwacht van mij niet dat ik jou veroordeel, noch dat ik je prijs. Weet slechts dat ik je liefheb. Soms ben je in verwarring, soms manipuleer je, soms ben je needy, soms ben je overmoedig, soms ben je onoprecht, soms ben je bang, soms ben je haastig en ongeduldig - je bent dat nooit voor de lol - niemand is dat ooit voor de lol - alle dwalingen zijn verleidingen, ze zijn doodlopende stegen. Eer het doolhof, eer het leven."
De volgende ochtend, de dag dat mijn neerbuigende kaartje op de verjaardag aan zou komen, zie ik ineens de onvermijdelijkheid, de "noodzaak", van het lijden. Als ik vastzit binnen een identificatie, een dimensie, als ik denk dat ik beperkt bent tot één deel van mij, eindig, dat ik afgescheiden ben, is lijden onvermijdelijk. In mij, weet ik, zit een deel dat "vastzit" in deze wereld, op de wip tussen goed en kwaad. Nu, weet ik, ik ben meer dan wat ik weet...
In één beweging schrijf ik dan deze woorden aan die persoon: Jij denkt dat je het moet doen zoals jij het doet, ik denk dat ik het moet doen zoals ik het doe - Ik ben meer dan ik denk te zijn, jij bent meer dan wat ik denk dat je bent, namaste, ik groet de goddelijke bron waar jij uit voortkomt.
Wat ik zoek, ben ik zelf. Wat ik zoek, zit in mezelf. Wat ik zoek, daar zit ik in. Ik heb het gevonden! En als ik het weer eens kwijt ben, dan weet ik nu waar het te vinden is! Wat ik zocht, zoek, is het ophouden van leed, in mij en in de wereld. Als ik bereid ben alles te ontmoeten wat ik in mijzelf aantref, kan ik ook alles ontmoeten wat ik buiten mijzelf aantref. In mij - buiten mij... Waar is de grens tussen binnen en buiten? Ik kan hem niet vinden. Okay, niets veroordelen dus. Rustig zitten en kijken en luisteren naar wat er in mij speelt, dát in mijzelf ontmoeten, het hele verhaal laten vertellen, het honoreren en in een acceptabele vorm naar de wereld brengen. In de wetenschap dat ik meer ben dan ik met mijn denken kan bevatten - en de ander ook.
Datgene naar boven laten komen dat niet veroordeelt. Het hoogste, het mooiste, het diepste, waar ik (en de ander) in kan rusten. In de ontdekkingstocht naar wie of wat ik allemaal in mijzelf aantref, kom ik vaak eerst bij behoefte aan liefde uit. En als ik doorpraat, of stil ben, met dat deel van mij tref ik Liefde aan. Zo ook Compassie en Een-zijn. Via het respectvol ontmoeten van Nee, kwam ik bij Ja; ik heb Nee en Ja dus beide in mij; ik omvat Ja en Nee.... eigenlijk ben ik 'Oh........'
Advaita en Huna hebben mij geïnspireerd als zienswijzen. Voice Dialogue en meditatie zijn mijn favoriete methoden om door te dringen tot in de dieptes en de hoogten van het bewustzijn. Ik kan het aanraden, Voice Dialogue als methode tot transformatie en zelfrealisatie.
Lietje Perizonius
[ Terug naar boven ]
Jan van den Ark interviewt Lietje, hij ziet in hoe Lietje werkt gebeuren wat Rüdiger Dahlke beschijft in zijn boek Ziek-zijn, signalen van de ziel
artikel voortgekomen uit een interview door Jan van der Ark verschenen in het oktober-2000 nummer van het blad De Facilitator, tel. 0523-684008, e-mail janark@hetnet.nl
Lietje Perizonius is één van de leraren / trainers / therapeuten die naast Voice Dialogue ook andere technieken gebruikt. Een paar daarvan zal ik (Jan van den Ark) hier beschrijven. Dit artikel heb ik eerst zelf geschreven en daarna heeft Lietje het geredigeerd.
1. Naast of binnen het Voice Dialogue-model, waarin de facilitator met de subpersonen praat, laat zij soms de persoon zelf met zijn subpersonen praten. Zij noemt deze methode 'stoelendans'. Zij zet dan twee stoelen tegenover elkaar en één er halverwege naast. Eén stoel is voor de werker, die er tegenover is leeg en dient voor een subpersoon of voor een werkelijk bestaande, maar niet aanwezige, ander. De subpersonen kunnen alles zijn, ook kwalen, lichaamsdelen, symbolen, archetypen, spirituele begeleiders, etc. De stoel er halverwege naast is voor een objectief waarnemende, Groter Zelf-achtige subpersoon uit de werker.
De rol van de begeleider in zo'n opstelling is, net zoals bij VD, faciliterend. Lietje: "De facilitator is er ten eerste om een energieveld te creëren waarin de werker bereid is zo iets 'geks' te doen als praten tegen een lege stoel en daarna de rol van de 'lege stoel' op zich te nemen." Als het gesprek stagneert, geeft de facilitator een time-out en spreekt, naar gelang de situatie, met de werker op zijn eigen stoel of op die van de ander of met de waarnemer. Lietje: "Het gebeurt vaak dat de waarnemer van de werker dan, op uitnodiging van de facilitator, uitstekend kan verwoorden wat de werker weliswaar wel denkt en voelt maar toch niet zegt. Als het ondanks dat voor de werker niet mogelijk blijkt met de stem op de 'lege' stoel verder te komen, neem ik de plaats van de werker in, totdat die zelf het gesprek weer kan overnemen." Ook komt het voor dat zij de rol van de door de werker aangesprokene inneemt en terugspiegelt wat de houding (energie) van de werker als respons uitlokt. Vooral met werkers die in een slachtofferstrategie zitten is dit weliswaar behoorlijk confronterend maar ook wel heel illustratief.
Een voorbeeld
Er was een man die wel eens alleen met zijn zoon met vakantie wilde. Hij wilde dit al jaren maar durfde er niet bij zijn vrouw mee aan te komen. In het gesprek met zijn 'vrouw op de lege stoel' sprak hij deze wens voor het eerst uit. Hij verwachtte dat zij het voorstel ogenblikkelijk verongelijkt zou afwijzen. Bij de eerste poging had hij die afwijzing eigenlijk al in zijn vraagstelling ingebouwd en in de rol van zijn vrouw wees hij inderdaad het voorstel rigoreus van de hand. Na overleg tussen Lietje en de waarnemer, deed de man een tweede poging. Nu stelde hij de vraag zonder ingebouwde verwachting van afwijzing, i.e. zonder Inner Critic-energie erin gemengd. Tot zijn stomme verbazing zei hij in de rol van zijn vrouw nu: 'Ik heb me al heel lang afgevraagd waarom jullie niet eens met zijn tweeën weggingen. Ik vind het wel ongezellig, maar ik denk dat het voor jullie allebei een goed idee is.'
Bij thuiskomst heeft de man het toen echt tegen zijn vrouw gezegd. Zij reageerde er goed op. Lietje: 'Als het moeilijk voor je is iets in het echt te doen, kan het enorm helpen als je eerst in een veilige omgeving 'in dreamtime, in fantasie' in alle valkuilen mag vallen. Als je iets eenmaal in fantasie kan, is de kans groter dat je het in het echt ook kan.
2. Een andere techniek die Lietje aan VD heeft toegevoegd is het werken met de stem van Onvoorwaardelijke Liefde. Zij gaat ervan uit dat ieder mens eigenlijk op zoek is naar één-zijn, naar totale acceptatie en onvoorwaardelijke liefde. De meesten zoeken dit buiten zich. Maar daar is het niet te vinden. Omdat zij weet dat het gezochte binnenin te vinden is, gebruikt zij een methode waardoor die liefde ook werkelijk door de werker binnenin zichzelf gevonden kan worden. Zij gaat daarvoor d.m.v. VD eerst van de primary self naar het kwetsbare kind en nodigt het kind dan uit zich met ogen dicht een voorstelling te maken van een plek waar het graag is. Daar 'aangekomen' maken Lietje en het kind samen een voorstelling van een figuur die voor het kind Onvoorwaardelijke Liefde symboliseert. Dan nodigt ze het kind uit te vragen of er zo iemand wil komen. Ondertussen induceert Lietje de energie van Onvoorwaardelijk Liefde. Meestal 'komt' de figuur dan ook inderdaad naar die plek en vraagt Lietje als facilitator of ze daarmee kan praten. De werker 'zit' daardoor een tijdje in die energie en herkent dat dit is waar hij altijd naar verlangd heeft en wat hij steeds buiten zich gezocht heeft.
Ter ondersteuning krijgt de werker een bandje van de sessie mee naar huis zodat hij later nog eens kan horen hoe hij zelf vanuit Onvoorwaardelijke Liefde sprak. Hierdoor is het gemakkelijker die energie weer in zichzelf op te roepen, zodat hij sneller kan leren zichzelf te faciliteren, geïnspireerd door de niet veroordelende kracht van Onvoorwaardelijke Liefde.
Een voorbeeld van werken met dromen
Lietje werkte met een man die in de middenpositie aangaf dat hij altijd 's nacht zo'n last had van pijn in zijn rechtervoet en daardoor heel slecht sliep. Zij vroeg hem zijn ogen dicht te doen en een symbool te laten opkomen voor de pijnlijke voet. De man noemde het symbool, het was een voet met daaraan een ketting en een bal zoals de Daltons in Lucky Luck. In fantasie ging de man toen zoeken naar het sleuteltje om de bal los te maken van zijn voet. Het sleuteltje bleek onder het kussen van zijn moeder te liggen. De man maakte het slotje los. Dit hele proces duurde minstens een uur en was heel emotioneel. De volgende dag meldde de man dat hij voor het eerst sinds jaren de hele nacht doorgeslapen had. Een aantal maanden later kreeg Lietje een brief waarin hij schreef dat hij die pijn in zijn voet nooit meer gehad had.
Een voorbeeld van werken met de stem van Onvoorwaardelijke Liefde
Een vrouw die zich in haar jeugd erg verlaten en alleen had gevoeld was wanhopig op zoek naar een geliefde en naar mensen bij wie zij zich thuis kon voelen. Door haar jeugd had zij (ter bescherming tegen pijn) een heel negatief zelfbeeld ontwikkeld, waardoor zij mensen afstootte. Toen Lietje haar 'in haar kind had', bleek dat de enige vertrouweling uit haar jeugd de hond van de buren, Yogi, was. Het beeld van Yogi kwam voor haar het dichtste bij een beeld voor Onvoorwaardelijke Liefde. Lietje nodigde het kleine meisje uit te vragen of Yogi naar haar toe wilde komen. Na de sessie was de vrouw in staat contact te maken met de energie van onvoorwaardelijke liefde en kon zij beginnen aan de genezing van haar negatieve zelfbeeld.
Directe en indirecte subpersonen
Lietje maakt een onderscheid tussen directe en indirecte subpersonen. De directe subpersonen zijn 'regelrecht' op weg naar 'Rome' (Rome staat hier voor datgene waar het diepst naar verlangd wordt) en moeten versterkt worden, ze zijn in het moment en staan direct in verbinding met je stemming en je eigen waarheid. De indirecte zijn de 'strategische beschermers' die proberen iets te bereiken via een omweg: 'ik doe aardig tegen jou en dan zorg jij dat...' Deze beschermende primaries zijn indirect; zij gebruiken strategieën om voor de persoon te bereiken wat die wil. Deze primaries worden uitgenodigd zich weer bewust worden van hun oorspronkelijke bedoeling. Zij kunnen dan mogelijk overgehaald worden om te luisteren naar wat de door hen beschermden te zeggen hebben over hoe die bescherming bevalt. Als de beschermde blijkt liever door bijvoorbeeld Onvoorwaardelijke Liefde beschermd te worden en de primary die energie ook vertrouwt, kan deze met zijn inmiddels ontwikkelde kwaliteiten naar een andere baan solliciteren binnen de persoon. De nieuwe beschermer (Onvoorwaardelijke Liefde) neemt de bescherm-rol over. Afhankelijk van hoe de invulling van Onvoorwaardelijke Liefde voor de werker precies is (kan OL ook optreden tegen belagers?), is er nu ook ruimte gemaakt voor het oproepen van een strijder die samenwerkt met Onvoorwaardelijke Liefde en bereid is zijn gezonde parate agressie in te zetten als dat nodig is.
Lietje over de rol van de primary: "Als je je eigen hoogste waarheid inruilt voor de waarheid van de primaries, die meestal gevormd zijn op grond van ouders en heersende normen en waarden, en je je leven door die primaries laat besturen, heb je jezelf afgesneden van de directe weg naar 'Rome'." Door dit te zeggen geeft Lietje aan wat zij met haar werk wil bereiken, n.l. dat ze mensen inspireert om hun eigen waarheid terug te vinden en ernaar te leven. Zij gaat ervan uit "dat iemand het gelukkigst is als zijn leven in overeenstemming is met zijn diepst gevoelde waarheid".
Alle informatie is beschikbaar
Lietje:"Ik ga ervan uit dat elke informatie op elk moment beschikbaar is, mits je je daarop afstemt. Je kunt overal mee in contact komen, of het zich in het heden, verleden of toekomst, in deze dimensie of in andere, of binnen je of buiten je bevindt. (Hoe definieer je sowieso wat 'binnen' en wat 'buiten' je is?!) Als je je goed afstemt, kun je alles aanspreken. Alles kan een stem krijgen.
Zo kan iemand bijvoorbeeld ook zijn relatie met een overleden familielid afmaken. Lietje: "Ik werkte eens met een vrouw waarvan de vader op haar 21ste was overleden, net nadat ze hem voor het eerst van haar leven had uitgescholden. Dat was 25 jaar geleden. Nog steeds zat ze met een schuldgevoel.
Ik vroeg haar of ze in fantasie met hem zou willen spreken? Ja, dat wilde ze wel.
In haar fantasie ging ze naar een weitje en vroeg daar of 'haar vader' wilde komen. In het gesprek dat volgde, vroeg zij hem haar te vergeven. Hij zei dat hij haar niets te vergeven had en dat hij van haar hield. Door deze 'ontmoeting' had de vrouw zichzelf vergeven en was het schuldgevoel daarmee verdwenen.
Nog een laatste voorbeeld van Lietje
Er was een vrouw die al jaren lang met rubber tussen haar kaken moest slapen, omdat ze tijdens haar slaap tandenknarste. Elke ochtend stond ze op met pijn aan haar kaken. Zij kwam voor een sessie en dit kwam ter sprake. Ik vroeg haar of zij een symbool wilde laten opkomen voor die pijn in haar kaak. Het was een klem. Ik sprak toen met de klem. Deze vertelde mij dat hij er moest zijn omdat de vrouw anders zou vertellen dat zij in haar jeugd door een oom seksueel misbruikt was en dat deze haar met de dood bedreigd had als ze er ooit iets van zou vertellen. Daarom hield hij haar kaken op elkaar.
De vrouw vertelde dat zij de oom al jaren geleden had aangeklaagd en dat hij zelfs zijn gevangenisstraf er al op had zitten. Verder pratend met de klem, werd deze heel verdrietig en gaf aan dat hij dat nooit geweten had. Hij zou meteen ophouden haar kaken zo stijf op elkaar te houden. De vrouw was onthutst. Het lichaam, de klem, had het blijkbaar nodig gehad om ervan bewust gemaakt te worden dat hij zijn taak kon loslaten. Hoe dan ook, het tandenknarsen hield op."
Je kunt altijd vinden wat je zoekt
Lietje: "Het is prachtig om te zien..., als iemand kan formuleren waar hij naar zoekt, kun je via de subpersoon die zoekt altijd komen bij datgene wat gezocht wordt. Als iemand een vraag heeft, kun je via VD bijna altijd het antwoord vinden. Eerst faciliteer je de subpersoon die met de vraag worstelt. En die blijkt dan de toegang te zijn naar de subpersoon met het antwoord. Je kan dus zeggen dat vraag en antwoord in elkaars verlengde liggen. Er is een quantum-sprong-verbinding tussen de vraag en het antwoord, net zoals tussen pool en tegenpool. De Voice Dialogue-techniek maakt gebruik van het feit dat als je aan de ene pool aandacht geeft, de tegenpool vanzelf mee gaat trillen.
Rüdiger Dalhke zegt er in zijn boek "Ziek-zijn, signalen van de ziel" (dat Lietje overigens niet kent), het volgende over: Aan Einstein wordt een gedachtenexperiment toegeschreven dat erop gericht is een van de beide tweelingdeeltjes (polariteiten) te beïnvloeden, terwijl het andere met rust wordt gelaten. Nu werd de verbluffende constatering gedaan dat er, zodra de toestand van het ene deeltje werd beïnvloed, ook verandering optrad in de toestand van het andere deeltje, en wel zodanig dat beide deeltjes elkaars tegenpool bleven. Nog verbazingwekkender was dat de beide veranderingen zich op hetzelfde moment voordeden, waarmee iedere vorm van informatieoverdracht als verklaring wegviel.
De Engelsman John Bell slaagde er ten slotte in wiskundig te bewijzen dat de samenhang tussen deeltjes uit één en dezelfde bron altijd intact blijft, en wel op een logisch niet te bevatten, acausale manier. De theorie van John Bell gaat zelfs nog een stap verder en toont aan dat dit niet alleen geldt voor de kleinste deeltjes uit het subatomaire niveau, maar dat het een algemeen principe betreft. Hiermee zou het causaliteitsbeginsel weerlegd zijn, of op zijn minst gedegradeerd tot niet meer dan een verklarend model dat ons slechts in staat stelt de werkelijkheid te benaderen.
Als we bedenken dat ons universum volgens de wetenschap uit een gigantische explosie, de Oerknal, is ontstaan, moet het op grond van die theorie volledig uit met elkaar verbonden deeltjes bestaan. En dat is precies het uitgangspunt van heilige geschriften uit het Verre Oosten. In de hindoeïstische veda's en de boeddhistische soetra's wordt de werkelijkheid stelselmatig besproken op basis van het principe dat alle aspecten ervan voortdurend met elkaar in verbinding staan. Als de fysici ons tegenwoordig even metafysisch klinkende resultaten melden, is dat geen vernauwing van de kloof tussen moderne kennis en kennis uit de Oudheid, zoals graag wordt beweerd, maar is het veeleer zo dat de moderne natuurwetenschap een stapje dichter bij de tijdloze kennis van de wijsheidsleringen is gekomen.
Een interessante visie, die zegt dat gedrag van een deel(tje) niet persé een reactie is op dat van een ander deeltje. Dit houdt in dat causaliteit in ieder geval niet de enige verbinding is tussen twee delen. "Alles is met alles verbonden. En dus is het mogelijk", redeneert Lietje verder, "om van waar dan ook regelrecht, dwz met een quantum-sprong, naar Onvoorwaardelijke Liefde te gaan. Ook vanuit de donkerste ellende."
Zelfrealisatie
Voordat Lietje met VD kennis maakte hield zij zich onder andere bezig met Osho (Bhagwan), met advaita en met huna; zij las en volgde lezingen en cursussen. Maar er bleef iets missen. Het was één ding om zich tijdens een cursus of tijdens meditatie los te kunnen maken van dwangmatige identificatie, maar in het leven van elke dag was dat nog wel een ander verhaal. Door VD kreeg zij een methode in handen om zich ook tijdens het 'gewone dagelijkse leven' van de dwangmatige identificatie te onderscheiden, deze te transformeren en de bevrijdende ervaring van vrijwillige identificatie te beleven. Bij Arc-en-Ciel, School voor Zelfkennis en Voice Dialogue van Lietje Perizonius, kun je daar aan werken.
Jan van der Ark en Lietje Perizonius
[ Terug naar boven ] 3
Ziek-zijn, beter-zijn en de overeenstemming tussen Lietje's werkwijze en de opvattingen van Rüdiger Dahlke
artikel ontstaan uit een interview door Jan van der Ark, verschenen in 2000, nummer 2 van het blad De Facilitator, tel 0523-684008, e-mail janark@hetnet.nl
Wie is Lietje Perizonius
Lietje was aanvankelijk werkzaam als docent Frans, vertaler van boeken en trainer in het hanteren van softwarepakketten. Daarnaast was zij vanaf haar jeugd gericht geweest op zelfonderzoek en had zij daartoe van alles ondernomen. In 1988 mondde dit uit in het starten van haar eigen werk. Aanvankelijk werkte Lietje met allerlei combinaties van technieken die zij zich had eigengemaakt, totdat zij eind '88 Marianne Jeuken ontmoette die haar bekend maakte met Voice Dialogue.
Vanaf dat moment integreerde Lietje Voice Dialogue in haar werk, of zoals zij het zelf zegt, "Voice Dialogue werd toen voor mij het model waardoor en waarbinnen alle kleuren van de regenboog (zij noemde haar bedrijf Arc-en-Ciel, Frans voor regenboog) tot hun recht konden komen.
Lietje werkt individueel en met stellen en geeft individuele leergangen voor beter functioneren op het werk. Zij geeft instructie aan afdelingen van bedrijven, coaching en supervisie. Vanaf '92 verzorgt zij een Voice Dialogue Facilitator Opleiding en vanaf '96 geeft zij maandelijks Open Voice Dialogue Avonden voor belangstellenden en voor de cursisten van de opleiding.
In haar kleurrijke folder schrijft zij o.a.:
"De aandacht gaat vooral uit naar: Hoe vind ik mijn eigen antwoorden?
Hoe ontmoet ik en hoe communiceer ik met mijn sterke en mijn zwakke kanten, mijn lichte en mijn zwarte kanten, mijn lichaam, mijn kwaaltjes, mijn innerlijke kinderen, innerlijke ouders, innerlijke leraren, de innerlijke bron van onvoorwaardelijke liefde? Hoe vind ik in mijzelf de juiste houding ten aanzien van waar ik mee zit? Hoe sluit ik zonder duwen en trekken vrede met mijzelf en de wereld zonder water bij de wijn te doen?"
Sinds kort heeft zij een leuke internetsite.
Lietje heeft een eigen werkwijze ontwikkeld, waaraan wij in het volgende nummer aandacht zullen besteden.
Omdat het thema van dit nummer is ziek-zijn - beter-zijn, praat ik hier nu met haar over dat thema. Voor het schrijven van dit artikel maak ik (Jan) gebruik van citaten van het boek "Ziek-zijn, signalen van de ziel" van R.Dahlke, uitgegeven door Anhk-Hermes.
Lietje's werkruimte
Lietje woont in Abcoude, in een gewoon hoekhuis. Maar toch weer niet zó gewoon. Je kunt niet meer zien dat het een hoekhuis is want de garage en het pad daar naar toe zijn bij het huis getrokken. Hierdoor zitten er heel onverwachte ruimtes en doorgangen in het huis. Zo staat haar slaapkamer eigenlijk in
de tuin. Bijna alle materialen die ze bij de verbouwing uit het huis heeft gehaald zijn hergebruikt. Haar tuin is met behulp van die oude materialen omgeschapen tot een prachtige sfeervolle plek.
Wat in haar woning het meest in het oog springt is de muurbekleding: leem. De afgeronde hoeken en de terrakleur geven een aparte atmosfeer. Boven, waar je in een dergelijk huis twee slaapkamers verwacht, zijn muren weggebroken, waardoor er een prachtige werkruimte is ontstaan waar Lietje lesgeeft en de gesprekken met haar cliënten voert. De lemen muurbekleding geeft, naast de praktische isolatievoordelen, zo'n prettige sfeer dat ik mij op deze plek direct thuis voel. Het is een mooi voorbeeld van hoe je, midden in een woonwijk toch een situatie kunt creëren die je meestal alleen aantreft in een oud landhuis op de hei.
Het geheel ademt een sfeer zoals Dahlke die beschrijft, "die doet denken aan een oud klooster waarin meditatieruimten zijn die uitsluitend voor dat doel bestemd zijn, alleen al om de atmosfeer ervan niet te verstoren.
Meditatie maakt het ons mogelijk deze logisch niet te bevatten en onzichtbare - maar niettemin voelbare - velden te ervaren. In vrijwel alle kloosters bestonden of bestaan meditatieruimten. Wie ooit heeft gemediteerd in een kloostervertrek waarin al zo'n duizend jaar uitsluitend meditatie werd beoefend, kent deze ervaring.
In deze omgeving valt het mediteren ons gemakkelijker en bereiken we diepere niveaus dan thuis in de eigen slaapkamer.
Dat soort energie hangt er in het huis van Lietje.
De kernvraag
De kernvraag die mij voor dit gesprek het meest bezig hield was:
Welke deelpersoonlijkheden zijn, ingeval van ziekte, meer actief, of weten meer van ziekte dan andere delen in ons, of worden te weinig ingeschakeld? Is er een zekere wetmatigheid van activiteit onder hen, die zich in het verborgene in ons afspeelt? Kunnen we ze meer inschakelen en er meer bewust gebruik van maken? Zo ja, hoe?
De voor- en nadelen van ziek-zijn
Lietje gaat ervan uit dat elke kwaal voor- en nadelen heeft. De nadelen zijn meestal bekend, maar naar de voordelen wordt niet vaak gekeken.
Dahlke pleit in zijn boek ...... (dat Lietje overigens niet kent) voor een herwaardering van symptomen: Wanneer het symptoom van iedere negatieve waarde wordt ontdaan, kan het voor ons een waardevolle richtingaanwijzer worden: het wijst ons de weg naar het ontbrekende en helpt ons op die manier om vollediger en dus `heler' (heiliger) te worden.
Hij is voorstander van een symptoomverschuiving in twee richtingen: Beoefenaren van de orthodoxe geneeskunde staan volkomen alleen in hun geloof dat zij dingen `uit de wereld kunnen helpen'. Iedere natuurkundige of chemicus weet - en kan dat bewijzen - dat alleen verandering van de ene verschijningsvorm in de andere mogelijk is en dat niets spoorloos kan verdwijnen zonder iets achter te laten.
Dat lijkt op het denken van Lietje. Zij gaat er in haar werk van uit dat niets gek is en dat alles wat zich in je leven voordoet informatie bevat waar je iets aan kunt hebben. Ook een kwaal kan je iets te vertellen hebben en informatie bevatten waardoor je iets in je leven kunt transformeren. Zij heeft verschillende manieren om met een kwaal te werken. Soms praat ze direct met een symbool dat de kwaal symboliseert. Dit symbool kan aangeven waarom het een goed idee is er te zijn, wat maakt dat het kwam, wat het van de persoon verlangt en wat de persoon kan doen om de kwaal volledig te benutten.
Ook gaat Lietje, als zij met een kwaal werkt, in op de relatie die de persoon met zijn lichaam heeft. Hiervoor werkt zij graag op de manier - zoals in het volgende nummer aan de orde komt in het artikel over haar werkwijze - hier nu kort aangegeven met 'stoelendans'. In deze opzet laat ze de persoon zelf praten met de woordvoerder van het lichaam. Zodra de persoon zich tot zijn lichaam richt, blijkt meestal uit de 'toon', de energie, al hoe hij zijn relatie met zijn lichaam ziet. Vaak laat die relatie behoorlijk te wensen over en vindt de persoon dat het lichaam gewoon moet doen wat hij wil en speelt hij de rol van een (meer of minder verlichte) slavendrijver.
Als de persoon en de stem van het lichaam even echt naar elkaar luisteren en de relatie tussen persoon en lichaam meer vorm krijgt, is het lichaam na een tijdje vaak bereid te vertellen waarom het ook een goed
idee is de kwaal te hebben. In de praktijk blijkt dat het lichaam vaak opkomt voor de behoeften van het innerlijke kwetsbare kind, als er niemand anders is die voor die behoeften opkomt. Zo kan het zijn dat de kwaal in het belang van het innerlijke kwetsbare kind een bepaalde activiteit onmogelijk maakt, of juist tot een bepaalde activiteit noopt.
Als de verstandhouding tussen de persoon en zijn lichaam door hun ontmoeting verbetert, is het lichaam meestal bereid alles te doen om de kwaal op te heffen of zo goed mogelijk aan de genezing mee te werken.
Lietje kent het uit eigen ervaring. Na een bezoek aan de dokter, die haar drie weken rust had voorgeschreven, voerde zij een 'gesprek' met een zenuwontsteking aan haar been. De ontsteking liet haar na een paar uur praten en een boel tranen weten dat hij niet wilde dat Lietje doorging met karatelessen geven. Toen Lietje begreep waarom dit zo was - door het les geven was het les krijgen erbij ingeschoten, de karate-leerling in haar vond dat maar niks - beloofde zij het lesgeven af te bellen en vroeg aan de ontsteking of hij dan nu wilde ophouden haar pijn te doen. Nadat de ontsteking had gezegd dat hij dat zou doen, voelde ze aan haar been...., ze kon de plek waar de pijn had gezeten niet eens meer vinden.
Zo kan een kwaal je de weg wijzen naar het beter omgaan met jezelf en met de behoeften van het kwetsbare kind.
Dahlke: Als we een waarschuwingslampje van een technisch apparaat zien aanfloepen, geeft dat ons aanleiding naar de oorzaak te gaan zoeken. We willen weten wat dat brandende lampje te beduiden heeft. Wanneer daarentegen het lichaam pijn als waarschuwingssignaal gebruikt, proberen veel mensen dat signaal met pillen te onderdrukken, zonder naar de dieper gelegen oorzaak te speuren. Waarom zouden nu juist dergelijke signalen van ons lichaam niets te beduiden hebben? We zouden onze gezondheid al een geweldige dienst bewijzen als we even bewust met ons lichaam omsprongen als we gewend zijn met willekeurig welke machine te doen.
De schaduwkant
Dahlke: Alles wat wij niet in ons bewustzijn toelaten en waarvan we menen dat we het kunnen 'elimineren' door het te negeren, komt - om het in de terminologie van C.G. Jung uit te drukken - in de schaduw (van het onbewuste) terecht. Deze schaduwwereld bestaat dus uit alles waarvan wij niets willen weten en dat we niet wensen te accepteren, zodat we het liever over het hoofd zien. Zij staat lijnrecht tegenover het IK, dat is opgebouwd uit alles van onszelf dat we graag accepteren en waarmee we ons vereenzelvigen. Zo gezien beleeft geen enkel menselijk ego plezier aan de hernieuwde kennismaking met alle thema's die we in onze `schaduw' hebben verzameld.
Omdat deze schaduw echter een onmisbaar bestanddeel van ons hele wezen is, kunnen we uitsluitend door de integratie ervan 'heilig' - in de zin van heel en volledig - worden. Een heel mens bestaat onder andere uit een ik en een schaduw. Samen vormen ze het zelf, dat de geïntegreerde, zelfverwerkelijkte mens belichaamt. Aanvaarding en uitleving van het door de ziektesymptomen belichaamde schaduwthema is dientengevolge een weg naar het terugvinden van het zelf. Ziektebeelden zijn schaduwmanifestaties die, doordat ze vanuit de diepte van de ziel opduiken en aan de oppervlakte van de stoffelijk/ fysieke wereld komen, gemakkelijk toegankelijk zijn en daarom een uitstekende wegwijzer naar heelheid worden.
Werken met kanker
Uit eigen ervaring weet Lietje dat het mogelijk is zelfs bij ziekten als kanker in gesprek te komen met de kwaal en er achter te komen wat de ziekte voor voordelen zou kunnen hebben. Toen zij zelf kanker had, vertelde haar lichaam haar dat zij kanker als smoes nodig had om te leren beter voor haar eigen belangen op te komen. Zo zou ze bijvoorbeeld tegen anderen kunnen zeggen: "Sorry, maar ..., want ik heb kanker". Het lichaam zei dat het hele proces een half jaar zou duren en dat zij in die tijd met behulp van de 'smoes' zou kunnen leren beter voor zichzelf te zorgen, om dat daarna zonder de smoes ook te kunnen doen.
Sindsdien werkt Lietje soms in haar praktijk met mensen die kanker hebben. Zo kwam er een huisarts naar haar toe, die kanker had. Hij had nog nooit een sessie gedaan en was niet bekend met Voice Dialogue. Zij vroeg hem of hij datgene wat hem het meest bezighield als subpersoon een plek wilde geven. Hij wees op de plek waar de kanker zat en ging verzitten.
Hier nu sterk verkort weergegeven hoe die ontmoeting verliep:
Lietje richtte zich tot deze subpersoon en er kwam een uiterst norse stem die zei: "Ik kan niet praten. Er luistert toch niemand naar mij. Ik ben kanker. Hij (de arts) vraagt mij ook nooit wat."
"Wat doe jij bij hem?"
"Hij probeert mij kapot te maken met allerlei stomme medicijnen, maar hij luistert nooit naar me."
Zij spraken een tijdje met elkaar en in het verloop van het gesprek verdween de norse toon. Lietje vroeg: "Als jij in je volle glorie zou zijn, hoe zou je er dan uitzien, wie ben jij eigenlijk?"
Kanker zei uiteindelijk: "Ik ben zijn geestelijk begeleider."
"Wat is het eerste wat je tegen hem wil zeggen, als zijn geestelijk begeleider?"
"Hij moet naar Jupiter."
"Kun jij hem daar brengen?"
En dan op suggestie van Lietje deed de spirituele begeleider zijn ogen dicht en nam in fantasie de arts mee naar een stuk natuur. Daar vroeg de begeleider of Jupiter wilde komen. Toen Jupiter aan het woord kwam, beschreef hij hoe de arts hem en zijn invloed op zijn leven beter zou kunnen inzetten. Omdat de man behalve arts ook astroloog was, had dit alles voor hem veel betekenis.
Anderhalf uur later ging hij weer naar huis. Hij had nu een totaal andere houding ten aanzien van zijn ziekte.
Omdat 'kanker' gehoord was, was de ziekte weliswaar niet weg, maar de relatie ermee was wezenlijk veranderd.
Een regulier arts, die vanaf die dag anders naar zijn ziekte kijkt. Dat is transformatie.
Schuldgevoel
Een vraag: bestaat er volgens jou een verband tussen ziek-zijn en de manier waarop iemand in verbinding staat met Onvoorwaardelijk Liefde?
Lietje: "Nee, Onvoorwaardelijke Liefde kan zich ook uiten als Kali, de energie die alles vernietigt wat niet tot de essentie, tot de kern behoort."
Zij wil dat verband dus niet onderschrijven. "Ik zou niet willen zeggen dat een mens ziek wordt omdát hij geen contact heeft met Onvoorwaardelijke Liefde, dat voedt het schuldgevoel. (Overigens is schuldgevoel helemaal geen gevoel, het is een gedachte. Een gedachte die als functie heeft je weg te houden bij de pijn. Maar daarover een andere keer meer.)
Ik vind het erg belangrijk dat er bij ziekte geen schuldgevoel wordt aangepraat. Dat leidt nergens toe. Ik vind dat onzinnig en zelfs, cru gezegd, misdadig. Wel vind ik het zinnig om te kijken naar de mogelijke voordelen van een kwaal."
Dahlke: Het misbruik van ziektebeeldinterpretatie voor het beoordelen van anderen is in meer dan een opzicht een dwaling. Om te beginnen is er geen enkele aanleiding andere mensen schuld in de schoenen te schuiven, aangezien de oerschuld allang is verdeeld en menselijke medewerking daar volstrekt niet bij nodig is. Voor hetzelfde geld zouden we de patiënt kunnen gelukwensen, vanwege de mogelijkheden tot leren en innerlijke groei, die de ziekte in zich herbergt.
Door de interpretatie van ziekte te misbruiken als een beschuldiging, onder het motto: `Jij lijdt aan obstipatie (verstopping) omdat je zo'n gierigaard bent dat je alles wilt vasthouden', ziet hij de `schaduw' van elk ziektesymptoom over het hoofd. per definitie is een schaduw iets waarvan we ons normaal gesproken niet bewust zijn.
Lietje: "Het blijkt zinnig te zijn om er bij ziekte van uit te gaan dat er altijd een subpersoon is die het goed uitkomt dat je ziek bent. Vaak gaat het om een verdrongen subpersoon, een zogenaamde schaduwkant. Een kennismaking ermee kan voor de persoon in eerste instantie beangstigend en pijnlijk zijn. Maar als de facilitator werkelijk accepterend en vertrouwenwekkend is, kan die subpersoon onnoemelijk belangrijk blijken voor het verbeteren van de levenskwaliteit van de persoon. Het kan zijn dat de subpersoon begint met te onthullen dat hij niets liever wil dan het hele, zo zorgvuldig opgebouwde, leven van de persoon in de war schoppen. Als hij hierin werkelijk gehoord wordt, kan hij daarna vaak aangeven wat het precies
is dat hem niet zint en hoe de persoon volgens hem veel meer voor de behoeften van het 'innerlijke kind' moet opkomen. Zo legt de schaduwkant uiteindelijk niet zelden de weg naar genezing bloot en was hij eigenlijk een spirituele begeleider in disguise (in vermomming)."
En even verder bij Dahlke: De patiënt heeft al zijn kracht - en van de mensen om hem heen zo veel mogelijk ruimte - nodig om in kleine stapjes zelfstandig te ontdekken in welk opzicht de door het ziektebeeld tot uiting gebrachte hoedanigheid voor hem van belang is. In dit proces is een waardeoordeel even hinderlijk als een goede interpretatie zinvol is.
Wie zichzelf op die manier beschuldigt, sluit bovendien de ogen voor de kansen tot groei die de ziekte hem of haar biedt. Het doorgronden van een ziektebeeld tot op het niveau van de ziel verandert niets aan de fundamentele schuld, noch aan de concrete feiten van het desbetreffende probleem. Als mens worden we er niet beter of slechter van, maar wel neemt ons inzicht erdoor toe en zullen we ons meer bewust worden van onze eigen verantwoordelijkheid.
Het is zoals het is
Lietje onderscheidt drie perioden in haar leven. "Vroeger was het: 'het is niet goed zoals het is, het leven in een lichaam is een ramp', ik rebelleerde, ik vond het leven eigenlijk maar niks.
Vlak voor de geboorte van mijn dochter dacht ik veel na over leven en dood en ontdekte ik dat, als ik 100% bereid was om dood te gaan, de rest van het leven verder cadeau, extra, was, dat ik dan de vrijheid had te ont-moeten in plaats van er wat mee te moeten. Mijn standpunt veranderde: 'het is goed zoals het is.'
Dit nieuwe gezichtspunt hield ik lang, soms met moeite, vol. Op den duur moest ik ook dit standpunt loslaten. Ik begon te ervaren dat ik, als ik mezelf dit standpunt voorschreef, de 'zwarte kant' aan het verdonkeremanen was. Het enige juiste was 'het is zoals het is'. Dat werd toen mijn focus, ontmoeten wat er is, zonder veroordeling.
De kunst is om niet in veroordeling te blijven hangen. Als er kanker is, kun je alles wat daarmee verband houdt ontmoeten: 'Hallo, jij daar, ik vind het vreselijk dat je er bent, maar toch, hallo, wat heb je mij te vertellen? En ook, jij, die het vreselijk vindt dat er kanker is, wat heb jij mij te vertellen? En ook, hallo, degene die denkt dat het een goed idee is dat er kanker is, wat heb jij mij te vertellen?'
Waar het om gaat is te kunnen oordelen zonder te ver-oordelen. In het Engels is daar jammer genoeg maar één woord voor, to judge, dat is soms verwarrend. Als een veroordelende subpersoon gehoord wordt en de veroordelende energie begint af te nemen, is het een genot om naar de oordelen te luisteren. Als je de intelligentie van de Inner Critic en van de Jugde kunt gebruiken, worden zij je beste en meest betrouwbare vrienden. Zij worden het Onderscheidend Vermogen. Ik geniet er altijd van als iemand in een subpersoon zit die haarfijn uit de doeken doet wat hij vindt dat klopt en niet klopt.
Hierbij hoort voor mij de beroemde zin die zegt: Heb de moed te veranderen wat je veranderen kunt, heb de veerkracht te accepteren wat je niet veranderen kunt en gebruik vooral je intelligentie, het Onderscheidende Vermogen, om die twee te onderscheiden."
Tot slot
Heb ik (Jan) nu antwoord op mijn vraag? Ik heb niet gehoord dat ingeval van ziekte bepaalde deelpersoonlijkheden meer of minder actief zijn en of er een bepaalde wetmatigheid is in hun acties. Mijns inziens beperken de subpersonen zich tot 'reageren' in de ruimste zin van het woord. De causaliteit is nog nader te onderzoeken. Ik kom daar in ons volgende nummer op terug.
Lietje: "Ik wil daar nog wel kort wat op zeggen. Een van de subpersonen die altijd actief is, is de subpersoon "de-kwaal-zelf". Als je met hem praat, blijkt hij er vaak te zijn als beschermer voor het 'kwetsbare of bange innerlijke kind' (ik kreeg op school elk jaar opnieuw precies op tijd hevige diarree als ik een auditie moest doen voor de toneelclub). De kwaal kan ook optreden als helper voor een beschermer. Ik kreeg een keer een kwaal die me vertelde dat hij er was omdat hij vond dat ik thuis moest blijven voor mijn dochter; deze kwaal hielp dus de 'moeder-van-mijn-dochter-sub' in mij; hij trad op tegen de 'ik-voor-mijzelf-sub' die uit wilde.
Als je met de kwaal-subs praat, kunnen er echt wonderen gebeuren. Je zou het niet kunnen bedenken. Hier past een zinnetje van Lao Tse: van verwondering naar verwondering ontsluit zich het heelal (zie ook Lietje's vertaling van de Tao Te King, uitgegeven doo Altamira 1987). Deze manier van werken is voor mij het aller-gezondste (in de meest ruime zin) wat ik kan doen."
Jan van der Ark en Lietje Perizonius
[ Terug naar boven ]
Interview met Lietje Perizonius
zoals dat opgenomen is in de afstudeer-scriptie van Irene Huisman. De tekst is ontstaan in samenwerking met Lietje Perizonius zelf.
In 1992 ben ik begonnen met het geven van een Voice Dialogue Facilitator Opleiding. Vanaf de allereerste dag beginnen de deelnemers op elkaar te oefenen met faciliteren, onder supervisie. Als de deelnemers beginnen zelf met mensen te werken, blijven zij meestal nog een tijd –– in groepsverband of individueel - regelmatig voor supervisie-bijeenkomsten komen. Ook geef ik supervisie in individuele sessies aan mensen die daar voor de uitoefening van hun beroep behoefte aan hebben.
Ik begon in 1988 in het kader van een management-bureau individueel met mensen te werken; ik verzorgde daar dagdelen bij de individuele leiderschapstrainingen voor top-managers.
Ook heb ik door de jaren heen Voice Dialogue Workshops gegeven, bijvoorbeeld aan langdurig werklozen, aan sollicitatietrainers, aan leerlingen aan een HBO- verpleegopleiding en aan medische studenten.
De VD methode kan ingezet worden voor allerlei vormen van begeleiding, voor coaching en voor supervisie en ook voor individueel therapeutisch werk. Dit komt doordat de methode uiterst geschikt is voor zelfonderzoek op elk niveau. Met behulp van de Voice Dialogue-techniek kun je spelenderwijs jezelf leren kennen en omdat je dat onderzoek vanuit een écht belangstellende houding - dus zonder vooroordelen en zonder veroordeling - leert te doen, kunnen ook kanten die mensen meestal liever niet boven tafel halen ontmoet worden. Zelfacceptatie is de conditio sine qua non voor goed in je vel zitten. En goed in je vel zitten is weer de voorwaarde voor goed in je vel zitten op je werk.
Leren werken met VD
Zelf heb ik Voice Dialogue geleerd bij Marianne Jeuken die een training van zes middagen gaf in 1988. Zij had de techniek geleerd bij Hal en Sidra Stone. Daarna was ik deelnemer bij een drietal trainingen van Hal en Sidra en in 1990 was ik facilitator in hun Zomerkamp. De methode paste mij zo goed dat ik hem meteen bij de klanten die ik al had kon inzetten.
Uitgangspunten
Als ik een introductie-avond geef, beperk ik mijn theoretische uitleg tot het uiterste. De ervaring leert dat theoretische uitleg niet nodig is om de methode te kunnen toepassen. Zeggen dat bijvoorbeeld elke roker hoogstwaarschijnlijk een kant in zich heeft die 'gewoon wil roken' en een tegenpool daarvan die hem vertelt dat hij 'er beter aan zou doen met roken te stoppen', is genoeg om daarna meteen met de methode te beginnen. Wie geïnteresseerd is in de theoretische achtergrond, kan daarvoor uitgebreid terecht in een individuele sessie of in de opleiding. Tijdens de opleiding worden er vele relevante teksten uitgedeeld waarin de aanpak zowel praktisch als theoretisch verduidelijkt wordt.
Een van de belangrijkste uitgangspunten voor mij gaat over oordelen en veroordelen. Iedereen oordeelt steeds, over van alles. Iedereen heeft voorkeuren. Iedereen heeft zijn eigen smaak. Voor jou als facilitator is het de kunst om niet te veroordelen en werkelijk open en belangstellend te zijn ten aanzien van wat je in iemand aantreft. Ook al heeft iemand een totaal andere smaak, politieke voorkeur, enzovoort, betekent dat nog niet dat je die hoeft af te keuren. Door met een open belangstellende houding tegenover jezelf, je eigen opvattingen, je hang ups, angsten, en zelfs je neiging tot veroordelen te staan, kan je jezelf tot op de bodem leren kennen. Er hoeft niets onder tafel gewerkt te worden. Dit is de juiste houding voor de facilitator. En de facilitator 'besmet' de cliënt met die houding. De cliënt merkt hoe 'lekker' het is, hoe 'goed' het voelt om werkelijk waardevrije belangstelling te krijgen. Hij krijgt daardoor de moed diep in zichzelf te duiken en de wortels van allerlei gevoeligheden en onhandigheden op te sporen. Ook kan hij in die niet-veroordelende sfeer kijken naar zijn lange tenen, naar zijn 'buttons' en naar dat wat hij afkeurt in zichzelf. Door de open houding van de facilitator leert de cliënt zijn eigen aandeel kennen in hoe de dingen in zijn leven, in zijn werk, verlopen. Om dit als facilitator te kunnen bieden is het nodig zelf 'schoon' te zijn; dit 'schoon zijn' vergt werken aan jezelf, je eigen 'huiswerk' doen en steeds opnieuw alles wat er op je stoep ligt opruimen. Opruimen bestaat uit het jezelf toestaan te voelen van wat er te voelen valt, te denken wat er te denken valt, te vinden wat er te vinden valt, te veroordelen wat er te veroordelen valt, dit alles in een jezelf accepterende sfeer. Het bestaat zuiver en alleen uit het jezelf toestaan de gevoelens te voelen. Als je ervoor zorgt dat je stoep steeds weer schoon is, kan je 100% schone aandacht beschikbaar hebben voor de cliënt.
Een van de mooiste dingen van VD is voor mij dat er door de ontmoeting met de subpersonen als vanzelf een transformatie-proces op gang komt. Doordat een subpersoon de volle aandacht krijgt, wordt de tegenpool - of een tegenpool - eerst ongemerkt, ook aangeraakt. Net als in het leven..... de weg naar 'ja' ligt vaak pas weer open als 'nee' echt geaccepteerd is. Dit is de juiste uitleg van de woorden 'als een vrouw 'nee' zegt, bedoelt ze 'ja'. Deze uitspraak wordt vaak gebruikt om aan te geven dat vrouwen niet weten wat ze willen. Het tegendeel is het geval: vrouwen kunnen vaak goed voelen en staan in zichzelf toe dat de energie verandert als hun 'nee' geaccepteerd wordt.
Het transformatieproces wordt dan ook beïnvloed door de mate waarin de facilitator in staat is werkelijk te ontmoeten, werkelijk te accepteren, werkelijk vrij van veroordeling te faciliteren. Als een subpersoon zich echt gezien voelt, kan hij geheel vanzelf en heel gemakkelijk toestaan dat zijn tegenpool, of de door hem jarenlang beschermde - en onbedoeld onder de tafel gewerkte - kwetsbare delen te voorschijn komen.
Een andere mooie eigenschap van de VD techniek is dat er niets weg hoeft. Geen enkele subpersoon is 'verkeerd', allen kunnen ze transformeren tot de kern. Ze zijn allemaal begonnen om de persoon te helpen, zelfs de meest agressieve, gemene, moordlustige zullen vanzelf transformeren als ze zich werkelijk gezien, gehoord, gevoeld weten. Waarmee ik niet beweer dat iedere 'misdadiger' genezen zou kunnen worden met behulp van VD. Maar dat komt niet door VD, dat is omdat veel mensen niet bereid zijn - i.e. te bang zijn - om met zelfonderzoek aan de gang te gaan.
Wens
Het liefst zou ik zien dat op alle plaatsen waar mensen opgeleid worden om met mensen te werken het vak Voice Dialogue gegeven zou worden. De wereld zou er anders uitzien. Ik denk dat het al vanaf de kleuterklas op een heel speelse manier ingevoerd zou kunnen worden, in de vorm van 'deel-gesprekken', gesprekken met de verschillende 'delen' (subpersonen) van de kinderen. Zo zou je op een 'zwarte school' bijvoorbeeld gesprekken kunnen voeren met het deel van een kind dat een kind met een andere huidskleur raar vindt en met een ander deel van datzelfde kind dat het andere-kleur-kind best aardig vindt. Kinderen zouden spelenderwijs leren dat ze alle eigenschappen, alle oordelen, alle gevoelens, alles wat iemand kan voelen, alles wat iemand kan denken, ook in zichzelf kunnen vinden. Als iedereen kon voelen én toegeven dat hij ook wel eens iets 'lelijks' denkt, hadden we geen 'goede' en 'slechte' kinderen, maar kinderen met een rijke gevoels- en gedachtenwereld die daardoor openstaan voor anders zijn.
Jij zoekt naar manieren om VD in supervisie toe te passen. Dat kan heel goed. Maar er kan nog veel meer mee. Ik denk dat Voice Dialogue ook een plaats verdient in een opleiding tot supervisor, eigenlijk in alle opleidingen voor mensen die met mensen werken. En ook bij de selectie voor de keuze voor een supervisor zou Voice Dialogue ingezet kunnen worden. Je zou iemand een Voice Dialogue sessie kunnen geven om te zien of hij werkelijk open is om echt te ontmoeten. Voor iemand die erg geïdentificeerd is met een bepaald primair deel, dus met een bepaalde opvatting, met een bepaald geloof, met een bepaalde morele code, met een bepaald dogma is pedagogisch- of begeleidingswerk eigenlijk niet mogelijk. Jammer genoeg zijn er veel mensen in de hulpverlening en in de zorg die niet waarde-vrij kunnen ontmoeten.
Ik heb daar een schrijnend voorbeeld van. Bij de vuurwerkramp in Enschede werd de mensen niet toegestaan hun verbrande huizen te zien, ook al wilden ze dat erg graag. De 'deskundigen' vonden dat geen goed idee. Ik vond het onmenselijk dat hun die gelegenheid niet gegund werd. Het is mijn ervaring dat het verwerkingsproces, het rouwproces veel beter verloopt als iemand met eigen ogen kan zien wat er gebeurd is. Er zullen ook wel mensen zijn die het niet willen zien, die ga je natuurlijk niet dwingen. Geef mensen meer zelfbeschikking, geef ze de gelegenheid te ervaren wat ze willen ervaren. Vul zo min mogelijk voor de ander in. Sta open voor wat een ander aangeeft zonder vooropgezette ideeën.
Wat moet je dan doen, kan je je afvragen als iemand aangeeft dat hij iets wil doen waarvan jij denkt dat het echt geen goed idee is. Ik zou zeggen, doe een Voice Dialogue sessie met die ander en vraag om de kant in hem die wil dat de persoon inderdaad gaat doen wat hij zei. Ontmoet die kant, vraag door. Ga dan terug naar het midden, naar de 'hele persoon' en vraag of hij ook een kant in zich heeft die twijfelt of die er anders over denkt. Ontmoet die ook. Exploreer de verschillende gevoelens en gedachten van de persoon. Daarna kan de persoon beter kiezen. Hij hoeft niet meer de kant in hem waar jij het niet mee eens was te verdedigen, want jij hebt je open getoond ten aanzien van alle verschillende kanten in hem. De keuze kan nu veel beter gemaakt worden, het is geen re-actie meer.
Kwaliteit van de facilitator, van de supervisor
Wetenschap is prachtig. Veel weten, veel geleerd hebben is mooi. Maar het is alleen prachtig als de wetenschapper, de deskundige, een onderzoeker blijft. Als hij een 'weter' wordt, wordt hij gevaarlijk. De geëerde en gevestigde wetenschapper kan het moeilijk vinden de eenmaal verworven macht en positie in de waagschaal te leggen. Een echte onderzoeker zit los in zijn wetenschappelijke vel, in zijn weet-vel. Om iets te ontmoeten moet je je in het verleden verworven kennis los kunnen laten. En of iemand daartoe in staat is, kun je aanvoelen. Het is voelbaar of iemand open is, of wat iemand zegt 'klopt'. Het is moeilijk te bewijzen, maar je voelt het 'aan je water', of wat iemand zegt, klopt met wat hij voelt.
Ditzelfde geldt voor de hulpverlener, en ook voor de supervisor. Staat de supervisor werkelijk open voor de cliënt, kan de cliënt werkelijk in alle veiligheid neerdalen in de donkere spelonken van zijn geest, erop vertrouwend dat de supervisor werkelijk bereid is hem in zijn onderzoek te begeleiden en niet te veroordelen.
Zo kan iemand die als supervisor wil werken, zichzelf steeds 'testen' in zijn openheid door middel van een Voice Dialogue sessie.
En de supervisor kan de cliënt door middel van Voice Dialogue helpen zichzelf tot in de duisterste hoeken en gaten te leren kennen.
Mijn aanpak
Ook mensen die in eerste instantie weinig interesse hebben in VD kunnen er vaak toch mee uit de voeten. Het basis-schema klopt voor iedereen. De primaire subpersoon - het deel waarmee iemand zich meestal identificeert - is bijna altijd ontstaan om de persoon te beschermen tegen pijn, tegen gekwetst worden. De primairen hebben daar verschillende methoden voor. Maar het kwetsbare deel is daar meestal al een hele tijd niet (meer) blij mee. Meestal houdt de bescherming in dat het kwetsbare deel niet meer boven tafel komt. In de sessie is het mogelijk van de primaire beschermer naar het kwetsbare deel te gaan en dat te ontmoeten. In die ontmoeting laat het kwetsbare deel meestal weten dat de beschermmethode niet meer welkom is. Liever wil het kwetsbare deel dat het er mag zijn en dat er van hem gehouden wordt, onvoorwaardelijk van hem gehouden wordt.
deze onvoorwaardelijke liefde wordt door de persoon meestal onbewust in de buitenwereld gezocht. Maar in de buitenwereld is die onvoorwaardelijke liefde niet te vinden. Er is maar een plek waar die wel gevonden kan worden, en dat is in de persoon zelf. In zijn binnenwereld. Door met het kwetsbare deel te werken, kan dit onvoorwaardelijke liefhebbende deel opgeroepen worden. De persoon krijgt dan de ervaring van onvoorwaardelijk van gehouden worden, terwijl er niemand anders dan hij zelf is. Deze ervaring leert hem dat hij datgene wat hij mist in zichzelf kan vinden. Vanuit die houding, kan hij op een andere manier met de wereld omgaan. Niet meer vanuit armoede, maar vanuit rijkdom. De persoon komt daardoor in zijn kracht te staan.
De sleutel van het werken met iemand is hem uit te nodigen tot zelfacceptatie. Als iemand zichzelf kan accepteren, van zichzelf houden, zichzelf dus niet meer steeds inwendig loopt af te katten en te bekritiseren, kan hij beginnen te leven vanuit zijn eigen, zijn authentieke kracht. En dat is wat je wilt bereiken.
Ik geef mensen als ze dat willen altijd een bandje mee van de sessie. Sommigen blijken daar veel aan te hebben. Ze kunnen dan thuis opnieuw horen hoe zij zelf een aantal verschillende aspecten van zichzelf aan het woord hebben gelaten. Ook zijn er mensen die meteen zo gefascineerd raken dat ze de VD boeken gaan lezen. Aan sommigen geef ik een soort huiswerk mee en ik leer hun zichzelf te faciliteren. Maar er zijn ook mensen die het alleen maar willen ondergaan en niet eens een bandje willen. Het hangt helemaal van de persoon af. Mijn aanpak hangt af van wat voor signalen ik van de klant krijg.
Wat wel heel opvallend is, is dat klanten zich na een sessie vaak zo heel voelen. Sommigen merken dan op dat het zo apart is dat ze zichzelf in stukken hakken en zich dan heler gaan voelen. Ook hier weer werkt het aandacht geven aan het ene het andere in de hand. Mooi.
Ik ben ontzettend blij met VD als methode, vooral omdat overdracht zoveel mogelijk beperkt wordt en omdat mensen zich uitgenodigd voelen om zoveel mogelijk zelfverantwoordelijk te zijn.
Andere toepassingsvormen
Zichzelf faciliteren
Ik leer mensen ook zichzelf te faciliteren. Ik nodig ze uit om zichzelf thuis schriftelijk te faciliteren. Ze verdelen dan eerst zichzelf in een faciliterend deel en een 'werkend' deel. Ze schrijven op wat dezen tegen elkaar 'zeggen'. Doordat ze dat schriftelijke werk geregeld inleveren en ik het 'nakijk', geef ik supervisie op het zichzelf faciliteren.
Stoelendans
Met mensen die sterk met een bepaald primair deel geïdentificeerd zijn, werk ik in het begin vaak op een andere manier. Die methode noem ik de 'stoelendans'. Ik vraag daartoe iemand op een stoel te gaan zitten met tegenover hem een denkbeeldige ander met wie de persoon nog iets af te maken heeft of van wie hij regelmatig op de een of andere manier last heeft. Omdat die ander niet echt aanwezig is, kan de klant dan alles uiten wat hij vindt en voelt. Als iemand 'in fantasie' in staat is iets te doen, iets te zeggen, kan hij dat daarna vaak gemakkelijker ook 'in het echt'.
Irene Huisman en Lietje Perizonius.
[ Terug naar boven ]